Voor BorgerBlad
Een ietwat onopvallend meneertje heeft zijn would be fatsoenlijkheidssnorretje verwisseld voor een nylon bomberjacket en staat wat met kettingzagen te brullen ergens op een podium voor de camera. Ondertussen gaan de deuren in Borgerhout wagenwijd open en worden stof en winterwasem naar buiten geveegd om weg te waaien met de eerste lentezon, zo vers dat ze prikt in elke huidcel. Hopelijk wappert de dode kelderdroesem helemaal tot naar het einde van het universum en de kosmos en de dampkring en het heelal. In eender welke volgorde.
Ik wandel al zigzaggend door de zijstraten van de Turnhoutsebaan richting Centraal Station. Zigzaggend omdat de straten zigzaggen, niet omdat ik dronken ben. Tenzij van de zon.
In mijn hoofd weergalmt nog het scanderen vanop de Vrouwenmars die mij langs mijn oude wandelroute voerde van toen ik hier nog woonde, once upon a time.
Een beetje verderop duwt loeiharde turbofolk de slogans over gendergelijkheid, free free Palestine en geen racisme geen fascisme uit mijn hoofd.
Een hele magere man staat met een enorme bos rode tulpen een beetje bizar te stuiptrekdansen voor een nog magerdere vrouw met lang blond haar in een slordige paardenstaart, een lange rok, roze sneakers en een kort sneeuwwit fake pelsen jasje. Ik glimlach naar haar wanneer ik passeer, ze kijkt even verstoord en schenkt me dan een mondvol parelwitte tanden en één gouden terug. I looooove her!, roept de man. Ja ik love her too, denk ik.
Ik passeer Bar Bob en bedenk me dat ik daar vroeger vaak ben binnengeweest, maar dan om pijnstillers te kopen, want dat was toen een apotheek. Op de hoek aan de overkant heb ik daar eens fotoportretten staan maken van toevallige voorbijgangers. Dat was voor mijn project Humans of Borgerhout. Later zag ik dat iemand anders hetzelfde project had, dus toen ben ik maar gestopt. Mensen aanspreken is sowieso niet echt mijn ding. Ik observeer ze liever.
Ik stap binnen bij Bob maar die is er niet. Achter de toog staat een jonge vrouw (misschien heet zij wel Bob) en ik bestel een gembersapje van Moussa, ga zitten en kijk naar buiten naast reclame voor ne Louis wat denk ik bier is, maar dan met een grote rode ster. Ik voel een streepje revolutie. Of revolte.
Het zal wel aan mij liggen of aan de naam van de bar maar plots lijk ik middenin een liedje van Bob Dylan gecatapulteerd, ik bedoel ik zit letterlijk in de tekst van een liedje, alsof ik er een personage in ben en Borgerhout het Greenwich Village van de jaren 1960.
Een ouder koppel dat ik ken van vroeger steekt arm in arm het kruispunt over en uit de andere richting komt een familie met boodschappentassen vol eten straks voor de iftar en daarachter lopen wat jongeren met paarse t-shirts volgespeld met watermeloenbadges en vredestekens en waar ik zit is het zo rustig dat ik mezelf in mijn hoofd kan horen zingen van ´because something is happening here but you don´t know what it is, do you Mr. Jones?´,´ behalve dat ik wél weet wat het is, namelijk dat Borgerhout zoals het leven is: een wirwar maar dan van straten, een labyrint maar dan van woningen, een mengelmoes van mensen, een fontein van gedachten en emoties en gebeurtenissen dat zich op elke hoek en kruispunt, in elke woonkamer en achterkeuken, s´ nachts wanneer de ratten bovenkomen en ´s morgens wanneer de zon weer schijnt, al kletterend laat weerklinken.
En het ene moment lijkt het einde nabij en staan er tanks in onze tuin, en het volgende komt er een man met tulpen in zijn hand zijn liefde verklaren.
Het leven is het leven is het leven. We weten nooit waar we precies zijn, maar wel waar we vandaan komen. Wij zijn allemaal grenzeloos zoals het leven zelf. We skiën over de toppen van de temperatuurschommelingen met pieken en dalen zo hoog en laag dat we van rode en zwarte pistes kunnen spreken en we moeten er niet eens voor naar Oostenrijk.
Maar wij komen van overal en wij gaan overal naartoe. We hebben het allemaal al meegemaakt en zien passeren.
En nu zijn wij hier en we weten wat het is, yes we do, mr. Jones. En we staan hier samen. En we blijven praten met elkaar. Altijd bijven praten, mr. Jones. Anders zitten we met miserie. En dat willen we niet.