En ze dacht: ‘In deze toestand van deze wereld wil ik geen
kinderen baren’ en dus sloot ze haar benen en begon te persen, net zolang tot
elke drang tot persen eruit was en geen enkel kind ooit ter wereld zou kunnen
komen, laat staan de toestand van deze wereld zou moeten aanschouwen.
En dus bedacht ze elke dag namen voor kinderen die nooit ter
wereld zouden komen, namen voor dochters en namen voor zonen, maar de namen
voor zonen waren meestal minder makkelijk te bedenken dan die voor dochters,
hoewel ze wel liever een zoon had gehad, want wie wil nu geboren worden als
meisje en opgroeien tot vrouw in deze wereld?
Pilar leek haar wel wat, en Noor of Nour, en misschien Polly
en Ruthie, en Esmeralda, hoewel dat nogal lang was en hoe ouder ze werd, hoe
vaker ze een naam tegenkwam in een kind van mensen die ze kenden die wel
kinderen baarden en dan was ze blij dat ze geen kind met dezelfde naam had,
want wie wilde nu dat haar kind hetzelfde heette als een kind van vrienden?
En Jack voor een zoon, of Rip of Kip, hoewel ze wel besefte
dat ze haar nooitgeboren zoon daar geen plezier mee zou doen, Rik dan maar
misschien, of Jan maar dan voor een dochter.
En dus kocht ze geen babykleertjes, noch een wieg, flesjes of
spenen, tenzij voor bevriende kersverse ouders, of eigenlijk voor die hun
kersverse kinderen natuurlijk, want ouders passen niet in kruippakjes, tenzij
hele grote. Maar af en toe liep ze wel eens door de baby-afdeling, als ze er toevallig
eentje zag en geen cadeautje nodig had en op een keer, op weg naar huis terwijl
het regende, lag daar zomaar tegen een huisgevel een hele stapel babykleertjes
weg te rotten in vuil en nattigheid en zonder al teveel nadenken nam ze met één
beweging de hele stapel in haar armen en liep ermee naar huis, de gang door, de
trap op, haar appartement in recht naar de badkamer waar de wasmachine stond en
stak ze de hele zwik in de trommel met wat waspoeder erbij en azijn voor de
zachtheid. Als de was klaar was, trok ze het droogrek open en hing ze een voor
een met wasknijpers sokjes, hansopjes, mini t-shirts en broekjes, een jurkje,
een rokje en twee katoenen bloesjes met twee drukknoopjes elk op de wasdraad en
ze stond versteld van de zoete babygeur die onmiddellijk haar neus binnendrong,
dat was dus toch waar die babygeur waar haar vriendinnen en vrienden over
praatten en toen moest ze gaan zitten en wilde ze niet langer naar de kleertjes
kijken en de volgende dag toen alles droog was, stak ze de hele hoop in een
plastieken zak en zette de zak naast haar voordeur met een briefje erbij met
‘babykleertjes gratis’ en een uur later was de zak weg.
Maar nee, in deze toestand van deze wereld wil ze geen
kinderen baren en ze wordt een beetje kwaad vanwege de egocentrische kersverse
trotse ouders toch wel en ze voelt medelijden voor de kinderen die nu wel
gebaard worden, in wat voor leven worden die nu gegooid met het klimaat en de
crisis overal en oorlogen die bezig zijn en oorlogen die nog gaan komen en de
ratrace in het verschiet waardoor ze nu al met pensioensparen moeten beginnen,
en ze zijn nog niet eens uit de luiers die dan wel van duurzaam materiaal zijn
gemaakt volgens de verpakking, maar toch niet mee in gft-vuilzak mogen.
En ze voelt zich meer en meer niet au sérieux genomen,
terwijl ondertussen niet meer zo kersverse ouders tegen mekaar leuteren over
overwinningen van hun kroost, en rapporten, en drukke agenda’s van sportclub en
hobbyclub en verjaardagsfeestjes en workshops en speelnamiddagen en bedplassen
en onwaarschijnlijk intelligente of grappige of allebei uitspraken die geen
enkel ander kind ooit heeft gedaan en slapeloze nachten en koortsaanvallen en
mazelen en wel of geen vaccinaties en allergieën en een afkeer voor champignons
en al dan niet K3 en Plopsaland en ondertussen is ze al lang van tafel geslopen
bij de arm genomen door een van de kinderen en zit ze mee in de speelhoek een
kasteel van ecologisch verantwoorde blokken te bouwen en roept ze’kaddang’
wanneer ze samen met één haal het bouwsel in elkaar doen storten. Daar krijgt
ze minder hoofdpijn van dan van de stress die niet meer zo kersverse ouders de
ganse dag door jaar in jaar uit hebben en waarvoor ze zich behoort te schamen
dat niet mee te hoeven maken. Ze probeert nog te zeggen dat ze daar zelf voor
gekozen hebben, maar die haring braadt duidelijk niet en wat weet zij daarvan?
Dat deze toestand van deze wereld niet geschikt voor kinderen
is, noch de wereld en dat elk kind nu gebaard nooit of nooit dezelfde
levensstandaard zal hebben dan die welke de kersverse ouders elke dag een
beetje meer door hun vingers laten glippen maar ooit wel gehad hebben en dat
onze levensverwachting voor de eerste keer sinds de tweede wereldoorlog
gedaald is, en dat vooral voor vrouwen. Dat weet ze. Dat en dat de geur van
baby’s haar hart doet ineenkrimpen.