een bruingetinte fles
te blinken in de zon en
in het aanschijn van de maan
ter begroeting van de ganzen
druppel voor druppel lekt wijsheid
langs verschroeide keelgaten
brengt hoofden op hol
en van god losgeslagen
terwijl de frisse lentezon
de contouren van een kaaklijn
solariseert, trekt god lijnen
in de lucht en tekent stippen
daar waar vogels en soms ook
lichamen vliegen, hou mijn hand
vast en kus mij weg van de planeet
we strelen langs buik
en been en blijven hangen
bij de minste ademzucht
en ogen draaien weg
en dan zien we het niet
in de lucht een ooievaar
op het zand een walvis
in de zee verdwijnt de rivier