dat ook het mijne is, twijfelend
voor de spiegel
uw vage vorm achter een gordijn
vingers die leiden en geleid worden
moddervoeten die komen van buiten
waar de mais staat te wiegen
waar massieve brabanders
hun horrorhoeven
tegen kasseien kletsen
gebarsten en gekloven
door jarenlange vetes
groen gras in vierkantjes
gesneden, allemaal even groot
afgebakend met prikkeldraad
in de zomer draven ze vrijer
stampen ze over grenzen
waar poorten zijn opengebleven
in de winter krijgen ze
strooien bedjes
binnen en een beetje warm
terwijl hier en daar buiten
gecracqueleerd door de koude
bevroren en verlaten
een witporceleinen
badkuip op hoge poten
is blijven staan
ooit om onze grootouders
in te baden vooraleer ze hun
zondagse zooi drappeerden
en Jezus of een of andere
om vergiffenis smeekten
nu een drinkplaats
voor het blanc bleu