Covid is terug.
De les nt2 start met 14 cursisten. Een uur voor het einde van de les blijven er nog 5 over. Al de rest werd opgebeld door de school van de kinderen met de mededeling dringend nu direct en asap een ziek kind te komen ophalen.
Dag inleiding over de indirecte rede, dag hoor. Alle werkwoorden naar achter en dan gelijk door het raam in vier windrichtingen tegelijk.
Sarah, zijn er grote bergen in de Ardennen?, vraagt een van de vijf.
Nee niet echt, antwoord ik, maar ze zijn wel mooi.
Ze is daar nog nooit geweest, zegt ze, en of er ook dieren zijn?
Dus kijken we samen naar een youtube-filmpje van een of andere amateurfotograaf die om 4u 's ochtends met zijn camera graag in een koude kijkhut gaat zitten.
En daar komen de edelherten voorbij, en dan een vos, wat konijnen en een ree of twee, eekhoorns en jawel hoor, ook een everzwijn en dan een koe. Buiten raast de Ring voorbij het Sportpaleis, maar wij, wij zijn in de Ardennen en daar is het heerlijk stil en mistig.
Wat hebben jullie nu gezien?, vraag ik.
We hebben gezien dat het edelhert gras eet en dat de konijnen in het bos springen, dat de ree bang kijkt en dat het everzwijn met zijn neus stofzuigt, dat de vos een muis zoekt en dat de eekhoorns agressief zijn. En we hebben ook gezien dat de koe gewoon een koe is. Alle werkwoorden naar achter.
De koe is gewoon een koe.
Morgen is er weer een dag.
Wat zegt ze?
Ze zegt dat er morgen weer een dag is.