De leugenaars, de liefdevollen, de kunstenaars, de zotten.
Wij hebben hopen wasgoed nodig om onze hersenen leeg te maken, stengels en stengels en stengels hoge brandnetel in bloei, klaar om zaad tot in het oneindige te verspreiden en dat vouwen we, en dat trekken we, met huid en haar, met wortel en al, met enorme zandbrokken uit de grond, sap dat tegen je gezicht spat en een secondelang vraag je je af of je huid nu zal opblazen tot grote bellen die dan uit elkaar spatten en afgrijselijke littekens voor altijd zullen achterlaten.
Het zand onder de oude betonnen muur brokkelt af en de kikkers zetten
het op een lopen en miljoenen muggen beginnen nijdig te zoemen.
De zon brandt op je huid, op je rug, op je schouders en je voelt grote druppels zweet langs je benen naar beneden glijden, je kleren zijn kletsnat ondertussen en toch trek je verder, nog een rij, nog een rij, tot aan de rode stok die aangeeft dat hier een zwarte buis met rattenvergif ligt en jawel, daar is de buis, maar dat kan je niet stoppen, weg met de brandnetels, weg met de oorlog, weg met de armen, weg met miserie, weg met alles, je gezicht in brand, je hart verpand, je haar in de fik. Topanga!
De zon brandt op je huid, op je rug, op je schouders en je voelt grote druppels zweet langs je benen naar beneden glijden, je kleren zijn kletsnat ondertussen en toch trek je verder, nog een rij, nog een rij, tot aan de rode stok die aangeeft dat hier een zwarte buis met rattenvergif ligt en jawel, daar is de buis, maar dat kan je niet stoppen, weg met de brandnetels, weg met de oorlog, weg met de armen, weg met miserie, weg met alles, je gezicht in brand, je hart verpand, je haar in de fik. Topanga!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten