Ik moest naar Delhaize voor avondeten en nog wat voor de komende dagen.
Dat doe ik bij die op de Plantijn- en Moretuslei. Daar aangekomen zie ik twee agenten een man ondervragen, de walkietalkie in de hand, in het deurgat van de supermarkt, goed zichtbaar voor elke klant die daar binnen- en buitengaat. De man in kwestie speelt daar op gezette tijd viool, een begenadigd muzikant, ik gaf hem vorige week nog wat kleingeld omdat ik hem echt goed vond. De agenten zeggen hem met zijn handen tegen de muur te gaan staan en zijn benen te spreiden, ze checken zijn broekzakken en halen zijn telefoon eruit. Het lijkt wel een spannende crimi, zoveel vertoon, seffes springt Derrick uit een of ander hoekje tevoorschijn. Ik passeer hen en vraag aan de muzikant ‘ça va?’. De man kijkt naar mij en haalt gelaten zijn schouders op.
Een van de agenten draait zich om na mijn vraag en grijpt mijn arm vast.
- Mevrouw, er valt hier niks te zoeken, wandelt u maar gewoon door.
- Meneer, u hoeft mij niet te duwen, laat mijn arm los alstublieft.
- Mevrouw, als u niet doorloopt, dan zullen we u ook moeten meenemen.
- Op basis waarvan gaat u dat dan wel doen misschien?
- Op basis van belemmering.
- Welke belemmering? Ik passeer hier, want ik moet naar binnen en u belemmert de ingang met uw machtsvertoon.
- We kunnen dat moeilijk ergens anders doen en u houdt mij van mijn werk.
- U hoeft zich helemaal niet met mij bezig te houden, dan kiest u zelf. Ik heb niks aan u gevraagd, maar aan die muzikant, die ik ken.
De tweede agent zegt van ‘kom, we zijn hier weg’, waarop de eerste eindelijk mijn arm loslaat. Ze nemen de muzikant tussen zich in en lopen ermee weg naar hun politiewagen.
Ik storm Delhaize binnen waar twee kassiersters verbouwereerd staan te kijken. Ik loop op hen af en vraag luid of het iemand van Delhaize was die de politie heeft gebeld, want als dat het geval is, dan ga ik ergens anders boodschappen doen. De ene kassierster antwoordt ‘geen idee, we zien het net, ik ga de gérant even roepen’.
- Dag mevrouw, wat is er aan de hand?
- Er hebben hier net twee flikken een straatmuzikant gearresteerd en een ervan stond ook een van uw klanten af te dreigen, namelijk ik.
- Ah, gelukkig, die man staat hier altijd.
- Al een geluk dat die man hier altijd staat en streepje muziek maakt, dat ik hier wat beter gezind binnenstap, want boodschappen doen is niet bepaald de activiteit die mijn dag goed maakt. Als u klanten wil die tevreden en goedgemutst hun geld hier komen uitgeven, laat dan die mensen onze dag kleuren. Trouwens, die muzikant komt hier zelf boodschappen doen, dus hem wegjagen is slecht voor uw zaak.
De kassierster valt me bij, ‘ja, die man doet niks verkeerd’.
- Ah, ik dacht dat u het over een andere man had. Maar als supermarkt kunnen we daar niks aan doen hé.
- Jawel, u kan die agenten aanspreken. En u kan vooral geen agenten bellen als er een straatmuzikant staat te spelen.
- Ja maar doen we niet hoor.
Ik stap de winkel binnen, doe mijn inkopen en schuif aan aan de kassa. Dezelfde twee kassiersters zien mij en komen nog eens bevestigen dat het echt niemand van de supermarkt zelf was die de agenten heeft gebeld, maar dat een van de twee agenten wel regelmatig zelf boodschappen komt doen en dan heel erg arrogant is.
Geheel niet terzake, er staat een vrouw achter mij aan te schuiven met een kar. Ik vraag haar even op te schuiven zodat ik mijn winkelmandje op zijn plaats kan zetten zonder haar omver te moeten duwen. Ze rolt met haar ogen en slaakt een diepe zucht.
- Dat mandje kan je daar ook wel zo zetten, daar hoef ik niet voor achteruit te gaan.
- U hebt gelijk, ik kan dat mandje ook gewoon in uw winkelkar placeren, of op uw hoofd.
Ik bedenk me dat de komende maanden nog plezant gaan worden, als iedereen nu al zo scherp staat, ikzelf incluis.
Ik fiets naar huis, zet mijn boodschappentas in de keuken, ga de woonkamer in en begin daar het relaas tegen mijn lief te vertellen. Die trekt na een halve minuut zijn neus op en vraagt ‘wat ruikt er hier verbrand?’
Het blijkt mijn duurzame winkeltas van ongebleekt katoen te zijn, die ik nog vol boodschappen op het gasfornuis had gezet, waarvan de ene pit nog bleek te branden nadat ik een paar uren daarvoor een omelet voor ontbijt had gebakken. Heel mijn tas in de fik.
En zo verbrandden mijn gel-based voetzooltjes en mijn plastieken bakje luzernescheuten dus. Tja.
Maar wat me écht woest maakt, is dat die muzikant nu op het politiebureau zit en misschien zwaar in de problemen zit. En of dat nu komt omdat hij niet de juiste papieren heeft, of helemaal geen papieren, dat doet er niet toe. Laat die man eens gewoon met rust en ga staatssecretarissen oppakken die te pas en te onpas hun wettelijk boekje te buiten gaan, daarmee de ganse samenleving ontwrichten en daar ongestraft keer op keer mee weg geraken. Pak mensen aan die andere mensen op basis van hun huidskleur uitschelden, toegang weigeren, werk ontzeggen, bedreigen, lastigvallen, in elkaar slaan, aanrijden, doodrijden, op de sporen duwen.
Racisme is een misdaad. Muziekspelen is dat niet.
#deverlichtebeschaving