Een
man. Er zit een man op een stoel. Er zit een man op een stoel voor haar aan de
tafel. De tafel staat achter een laaggeschoren buxushaag, de ondergrond
Kempisch zand met hier en daar wat onkruid. Tegenwoordig heet dat niet meer
onkruid, maar veldbloemen. Bijenlokkers. Vruchtbaarheidssyndroom.
Er
zit een man op een stoel voor haar aan een tafel en boven hem hangt er geen
wolkje aan de lucht. De klank is felblauw, het zingt als een hooggestemde
zigeunerviool in de aanzet tot een allesuiteenrijtend ritme waar zelfs een
negentigjarige het niet zal kunnen laten de reumatische benen over de haag te
gooien.
Er
zit een man op een stoel voor haar aan een tafel, maar ze kan zijn ogen niet
zien. Die zitten verscholen achter een Phil Spector-achtige te grote zonnebril
met halfdoorschijnende zwartgroene glazen en ze weet niet of hij nu blind is of
een niet zo stiekeme gluurder.
De
man zit op een stoel en hij kijkt naar haar. Of niet. Zijn beide handen liggen
bewegingloos voor hem op de tafel en verder ligt er niets. Zijn vingers
uitgespreid, vijf aan elke hand, de nagels zachtroze van halvemaantjesmanicuur
voorzien in een badje van rozenwater afgelopen dinsdag. Dat was om te weken.
Er
zit een man op een stoel voor haar aan een tafel en de buxushaag trilt van de
insecten die met hun intense gezoem alles doen opstijgen, ja zelfs het hoofd
van de man.
De
man zit aan de tafel, zijn vingers gespreid en zijn schedelpan schuift langzaam
open op het ritme van de buxushaag. Uit zijn hoofd komt een grote rode container
die met veel gesteun en gepiep en metalen gekraak naar buiten komt kantelen, op
de zijwand staan de letters N, W en Y. Geen mens die weet waar die voor staan.
Uit
het hoofd van de man komt een reusachtige container uit China, maar deze keer
zonder linnen, want de vlasoogst was geen succes afgelopen zomer, ondanks de
nieuwsberichten die ons van het tegendeel moesten overtuigen.
Er
zit een man op een stoel voor haar. De bovenste helft van zijn hoofd ligt als
een afgeklopt eierdopje op de tafel, naast hem een rode container en dan lost
de buxushaag zich achter hem langzaam van de zanderige grond en stijgt ten
hemel op het ritme van op hol geslagen violen.